Art. 9. Selectieprocedure
De investeringsinitiatieven middelzware onderzoeksinfrastructuur worden als volgt geselecteerd:
Art.9.1. Selectieprocedure op niveau van elke universiteit
a) aanvragers dienen hun aanvraag in bij een universiteit op een daartoe ter beschikking gesteld elektronisch formulier;
b) de universiteiten plegen overleg om te komen tot een maximale samenwerking;
c) de aanvragen worden beoordeeld overeenkomstig de regeling van het van toepassing zijnde reglement van de universiteit: daarbij worden de aanvragen door minimum twee internationale deskundigen beoordeeld.
d) elke universiteit stelt een indicatieve lijst op met voor subsidiëring voorgestelde aanvragen, met dien verstande dat:
- de indicatieve lijst het bedrag waarover de universiteit beschikt kan overschrijden met ten hoogste twee aanvragen of met ten hoogste 15%;
- aan de indicatieve lijst een kort motiveringsverslag betreffende elke behandelende aanvraag wordt toegevoegd, met daarbij in voorkomend geval een verantwoording van wijzigingen aan voor subsidiëring voorgestelde aanvragen ten opzichte van hetgeen initieel werd ingediend;
Art. 9.2. Selectieprocedure op het niveau van het FWO
a) het FWO toetst, per universiteit, de indicatieve lijsten, met inachtneming van de selectiecriteria, vermeld in artikel 10 van dit reglement, waarbij ook rekening wordt gehouden met de resultaten van het overleg tussen de universiteiten;
b) het FWO kan aan elk universiteitsbestuur bijkomende informatie opvragen over deze indicatieve lijsten;
c) de raad van bestuur van het FWO neemt een finale beslissing over de toe te kennen financiering.
Art. 10. Selectiecriteria
§1. De selectiecriteria worden vastgesteld in het van toepassing zijnde reglement van de universiteit. De selectiecriteria, evenals de wijzigingen daarvan, worden aan het FWO meegedeeld.
§2. Voor de toetsing aan het selectiecriterium, als vermeld in artikel 18 §3, 1°, van het decreet van 30 april 2009, wordt erop toegezien dat het voor de voorgenomen investering opgemaakte investeringsplan ten minste volgende elementen omvat:
a) een beschrijving van de voorgenomen investering;
b) een beschrijving van de kwaliteit van de infrastructuur waarin de onderzoeksinfrastructuur desgevallend wordt gehuisvest; onder kwaliteit van de infrastructuur moet onder andere verstaan worden de huidige staat van het gebouw waarin de aangevraagde onderzoeksinfrastructuur ondergebracht zal worden, het feit of verbouwingen en aanpassingswerken noodzakelijk zijn en hoe ingrijpend deze zullen zijn, de aansluiting van de aangevraagde onderzoeksinfrastructuur bij reeds ter plaatse zijnde uitrusting of de compatibiliteit ervan met reeds aanwezige infrastructuur;
c) een schatting van de financiële, personele en materiële kosten; Alle kosten moeten worden gedekt, inbegrepen de kosten tijdens de afschrijvingstermijn (bv. onderhoud, bediening, upgrade,…), tenzij het om aantoonbare redenen onmogelijk is op het ogenblik van de aanvraag op realistische wijze de kosten tijdens de afschrijvingstermijn te begroten. De hiervoor te gebruiken afschrijvingstermijn bedraagt in principe 4 jaar, behalve voor ICT-apparatuur (hard- en software), waar de afschrijvingstermijn 3 jaar bedraagt. Voor de raming van de investeringskosten dient een indicatieve offerte bij de aanvraag te worden gevoegd. Voor de raming van de personele kost is een detailopgave vereist van het aantal mensmaanden, uitgedrukt in FTE equivalenten;
d) een gedetailleerd gebruiksplan dat betrekking heeft op de afschrijvingsperiode van de onderzoeksinfrastructuur; Een verdeling van de gebruikstijd, uitgedrukt in percentages, voor eigen onderzoeksgroepen, voor andere onderzoeksgroepen binnen de eigen instelling, voor externe onderzoeksgroepen en voor derden dient te worden gespecifieerd;
e) een redelijke inschatting van de mate waarin de onderzoeksinfrastructuur bijdraagt tot belangrijke wetenschappelijke, technologische of maatschappelijke ontwikkelingen of innovatie;
f) een beschrijving van de kostenstructuur en een opgave van de financieringswijzen en de desbetreffende waarborgen. Onder financieringswijze moet verstaan worden de kanalen via de welke het te cofinancieren gedeelte van de kostprijs gefinancierd zal worden (bv. reserves van de instelling, private inbreng,…) en hoe men de verwerving van de aangevraagde onderzoeksinfrastructuur formeel-technisch vorm wil geven (bv. aankoop, operationele leasing, publiek-private samenwerking,…), terwijl onder waarborgen moet verstaan worden de garanties die men op het ogenblik van de aanvraag reeds kan voorleggen om aan te tonen dat de financieringswijzen geloofwaardig zijn (bv. getuigschrift van de instelling, overeenkomst met een private partner, “letter of intent” van een private partner,…).
§3. Het universiteitsbestuur evalueert de aanvragen en rangschikt deze op grond van de selectiecriteria op een indicatieve lijst.