Art. 5.
Twee types van onderzoeksproject kunnen worden toegekend: een type ‘junior’ en een type ‘senior’, met elks specifieke aanvraagmodaliteiten zoals nader bepaald in dit reglement.
Art. 6. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018)
§1. De aanvragen voor onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek worden ingediend in het Engels door middel van online ingevulde formulieren.
§2. De betrokken formulieren dienen uiterlijk op de indiendatum en het indienuur zoals vermeld bij de oproep te worden ingediend.
Art. 7. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019, 22/09/2021 en 27/03/2024)
§1. De raad van bestuur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen kan toelagen toekennen voor projectonderzoek doorgevoerd aan hoofdonthaalinstellingen zoals bepaald in § 2 van dit artikel. De promotor-woordvoerder of promotor dient verbonden te zijn aan een van deze instellingen.
§2. De hoofdonthaalinstellingen met betrekking tot dit artikel zijn de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel voor zover het onderzoek in godsdienstwetenschappen of godgeleerdheid betreft, de Hogere Zeevaartschool voor zover het wetenschappelijk onderzoek in de nautische wetenschappen betreft, de Vlerick Business School en de Antwerp Management School voor zover het onderzoek in de managementwetenschappen betreft, het Instituut voor Tropische Geneeskunde voor zover het onderzoek in tropische geneeskunde, diergeneeskunde of gezondheidszorg in ontwikkelingslanden betreft en de decretaal erkende Vlaamse schools of arts voor zover het onderzoek in de audiovisuele en beeldende kunst en muziek en podiumkunsten betreft en voor zover deze instellingen bevestigen dat er op organisatieniveau samenwerking in onderzoek plaatsvindt met een universiteit.
§3. De hoofdonthaalinstellingen uit de vorige paragraaf kunnen hun onderzoek desgevallend in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling en/of Vlaamse hogere onderwijsinstelling en/of een niet-Vlaamse onderzoeksinstelling uitvoeren, hetzij conform artikel 10 en 11, hetzij conform artikel 23.
Art. 8. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 24/03/2021 en 15/05/2024)
Een onderzoeksproject wordt uitgevoerd onder leiding van één promotor per hoofdonthaalinstelling, eventueel in samenwerking met één of meerdere copromotoren.
Art. 9. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 28/11/2018 en 18/09/2019 en 10/02/2021)
§1. Een onderzoeker kan per aanvraagronde voor maximaal twee onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek optreden als promotor-woordvoerder, promotor of copromotor, ongeacht of de onderzoeker daarbij budget aanvraagt of niet.
§2. De som van de aangevraagde en lopende onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek op naam van eenzelfde promotor-woordvoerder, promotor of copromotor mag niet groter zijn dan twee. De datum waarop een nieuw toegekend onderzoeksproject fundamenteel onderzoek normaliter zou starten geldt als referentiedatum voor het berekenen van dit totaal.
§3. De eerste en tweede paragraaf van dit artikel zijn niet van toepassing op de projecten fundamenteel onderzoek in het kader van ERA-NET, bilaterale extra-Europese projecten, humanitaire acties of in ander verband waar aangegeven.
§4. De tweede paragraaf van dit artikel is niet van toepassing op die projecten waarvoor een promotor of copromotor voor de volledige duur van het project geen budget heeft aangevraagd op voorwaarde dat het een instelling-overschrijdend project is.
§5. De eerste en tweede paragraaf van dit artikel zijn ook van toepassing op de Weave-projecten, onafhankelijk van waar deze werden ingediend.
Art. 10. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 18/09/2019, 22/09/2021, 22/12/2021, 09/02/2022 en 27/03/2024)
§1. Elke promotor-woordvoerder of promotor van een junior- of senior-project dient over minimum één van de volgende aanstellingen te beschikken respectievelijk houder te zijn van één van volgende onderzoeksmandaten:
- een ZAP-aanstelling of, voor wat betreft de niet-universitaire instellingen, met de graden van het ZAP gelijknamige en een equivalente aanstelling met doctoraat van minimaal 50 procent aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement, met als bijkomende voorwaarde voor (hoofd)docenten en (gewoon) hoogleraars van schools of arts dat ze verbonden zijn aan een academische opleiding in audiovisuele en beeldende kunst en/of muziek en podiumkunsten van de betrokken school of arts en actief zijn in het artistiek onderwijs en onderzoek;
- een aanstelling als onderzoeksdirecteur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen;
- een ERC Grant aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement;
- een Odysseus II-toelage met een universiteit van de Vlaamse gemeenschap als hoofdonthaalinstelling.
§2. Een promotor-woordvoerder of promotor die geen van de aanstellingen uit de eerste paragraaf van dit artikel geniet en een ZAP-aanstelling of, voor wat betreft de niet-universitaire instellingen, met de graden van het ZAP gelijknamige en equivalente aanstelling, inclusief de in paragraaf één omschreven specifieke voorwaarden, met doctoraat van minimaal 10 procent aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement heeft, kan als promotor-woordvoerder of promotor van een onderzoeksproject optreden in het kader van dit reglement, indien hij
- houder is van een onderzoeksmandaat van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen;
of aangesteld is aan een van de volgende instellingen:
- een hoofdonthaalinstelling, zoals opgesomd in artikel 7, § 2 van dit reglement, die reeds als hoofdonthaalinstelling kan fungeren in het kader van een onderzoeksproject van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen;
- een Vlaams academisch ziekenhuis;
- een Vlaams ziekenhuis met academisch karakter;
- een erkende Vlaamse of federale onderzoeksinstelling, exclusief hogescholen;
- een Strategisch Onderzoekscentrum (SOC);
- een academische opleiding van een Vlaamse School of Arts.
Het totale aanstellingspercentage aan een hoofdonthaalinstelling, zoals vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement, en aan één of meerdere van de in deze paragraaf genoemde instellingen dient minstens 70% van een voltijds equivalent te bedragen.
§3. Een promotor-woordvoerder of promotor met zowel een ZAP-aanstelling van minimum 5 procent als een aanstelling van kliniekhoofd of adjunct-kliniekhoofd of een gelijkgestelde functie in een Vlaams Academisch Ziekenhuis kan eveneens als promotor-woordvoerder of promotor optreden in het kader van dit reglement.
§4. Voor junior-projecten fundamenteel onderzoek geldt als bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde dat een promotor-woordvoerder en (co)promotor zijn of haar eerste doctoraatsdiploma maximaal 12 jaar voor de uiterste indiendatum van de projectaanvraag heeft verworven.
§5. Per aaneensluitende periode van 365 dagen tussen de datum van het doctoraatsdiploma en de aanvraag kan maximum één verlenging van een jaar worden toegekend van de in paragraaf 4 bepaalde maximumgrens indien zich tijdens deze periode aaneensluitende onderbrekingen van minstens 3 maanden, ongeacht het aantal, hebben voorgedaan omwille van moederschapsrust, voltijds ouderschapsverlof, voltijds ziekteverlof of militaire dienstplicht/verplichte burgerdienst in het land waarvan men onderdaan is. De maximale verlenging van de grens zoals bepaald in paragraaf 4 van dit artikel bedraagt drie jaar.
§6. Voor senior-projecten fundamenteel onderzoek is aan de bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde voldaan voorzover de promotor-woordvoerder of de (co) promotor zijn of haar eerste doctoraatsdiploma meer dan 12 jaar voor de uiterste indiendatum van de projectaanvraag heeft verworven.
§7. In afwijking van artikel 12 en 13 van het algemeen reglement en §1 tot §3 van het huidige artikel, voor zover het de ZAP-aanstelling betreft, is het volgende van toepassing voor promotoren(-woordvoerders) die tijdens het kalenderjaar van indiening van de projectaanvraag of gedurende de duur van het project toegelaten worden tot het emeritaat:
- Zij moeten op het moment van het indienen van de aanvraag of, indien ze aanvragen als emeritus, op het moment waarop zij op emeritaat gingen, voldoen aan de voorwaarden voor promotoren(-woordvoerders), zoals vermeld in dit artikel, paragraaf 1 tot 6.
- Zij moeten bij de indiening van hun aanvraag het akkoord voegen van de onthaalinstelling binnen dewelke het onderzoek zal uitgevoerd worden.
- Zij worden indien ze als promotor(-woordvoerder) fungeerden voor de projectaanvraag op het ogenblik dat ze met emeritaat gaan automatisch copromotor. Op dat ogenblik wordt het ZAP-lid dat eerder fungeerde als copromotor (zie onder) automatisch promotor-woordvoerder.
- Zij dragen na ingang van het emeritaat bij tot de uitvoering van het project tot de oorspronkelijk voorziene einddatum, als “emeritus/a met opdracht” en in de rol van copromotor, desgevallend en in afwijking van artikel 11 op onbezoldigde basis, maar wel met affiliatie aan de initiële onthaalinstelling.
- Zij kunnen voor de projectaanvraag niet als enige promotor(-woordvoerder) fungeren.
De verplichte copromotor van het initiële project dient te voldoen aan de voorwaarden om als promotor(-woordvoerder) op te treden, zoals opgesomd in dit artikel, en aan de volgende bijkomende voorwaarden:
- is verbonden aan dezelfde hoofdonthaalinstelling als de promotor(-woordvoerder) die net voorafgaand aan de start van het project of tijdens de duur ervan met emeritaat gaat;
- beantwoordt aan alle voorwaarden die aan die rol verbonden zijn conform artikel 10, paragraaf 1 tot 6 en is in staat de administratieve verantwoordelijkheid voor het project op te nemen;
- kan ten vroegste toegelaten worden tot het emeritaat na de einddatum van het aangevraagde project;
- beschikt over de gepaste inhoudelijke expertise om het betrokken onderzoeksproject te leiden, waarover in de aanvraag afdoende informatie zal worden verstrekt.
Aanvullend kan eventueel ook een tweede (co)promotor opgenomen worden van dezelfde of een andere instelling.
Art. 11. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 08/09/2019, 22/09/2021, 09/02/2022, 26/10/2022 en 29/03/2023)
§1. Alle copromotoren zijn onderzoekers minstens op postdoctoraal niveau.
§2. De copromotoren, met uitzondering van een co-promotor/emeritus, dienen een bezoldigde aanstelling te hebben aan een van de volgende instellingen:
- een onthaalinstelling zoals opgesomd in artikel 7, § 2 van dit reglement;
- een academische opleiding van een Vlaamse School of Arts;
- een andere erkende Vlaamse onderzoeksinstelling, exclusief hogescholen;
- een erkende federale wetenschappelijke instelling.
- een niet-Vlaamse onderzoeksinstelling
§3. Een copromotor van een niet-Vlaamse onderzoeksinstelling (en niet-federale wetenschappelijke instelling) kan bij het onderzoeksproject betrokken worden en desgevallend via de hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder financiering ontvangen vanuit het toegekende FWO-project, voor zover de samenwerking relevant is voor het project en voor zover deze financiering niet meer bedraagt dan 10 procent van het totale aangevraagde projectbudget voor alle copromotoren van niet-Vlaamse onderzoeksinstellingen en (niet-federale wetenschappelijke instellingen) samen en voor zover binnen de negen maanden na de start van de projectovereenkomst een samenwerkingsovereenkomst wordt afgesloten tussen de hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder en de niet-Vlaamse onderzoeksinstelling (en niet-federale wetenschappelijke instelling). Deze samenwerkingsovereenkomst bevat minstens een gedetailleerde omschrijving van de samenwerking, afspraken rond de eigendoms- en gebruiksrechten op de projectresultaten en de aansprakelijkheid. Het FWO of zijn gevolmachtigde kunnen de samenwerkingsovereenkomst ad hoc of tijdens audits bij de betrokken hoofdonthaalinstelling opvragen, en dit ten vroegste negen maanden na de start van de projectovereenkomst tot na de definitieve afrekening van het project. Het FWO kan de uitbetaling van de subsidie opschorten indien uit de controle blijkt dat de samenwerkingsovereenkomst niet werd afgesloten.
Art. 12. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018)
Indien op het ogenblik van de aanvraag nog niet werd voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden vermeld in de artikelen 10 en 11 van dit reglement, dient de aanvrager aan te tonen dat dit wel het geval zal zijn bij de start van de overeenkomst.